Er zijn maanden verstreken sinds de publicatie van het laatste blog. Deze periode heb ik benut om onderzoek te doen naar misstanden in de huidige jeugdzorg, maar ook om een plan te schrijven voor veranderingen, om inzicht te krijgen in politieke, ambtelijke en landelijke probleemstelling rondom ‘jonge mensen’ in onze maatschappij. Inmiddels mag ik zeggen dat ik een aardige ervaringsdeskundige aan het worden ben op het gebied van jeugdhulpverlening, analyse van misstanden en, door deelname aan een commissie tegen vechtsscheidingen voor een Tweede Kamer fractie, ook een serieuze betrokken ervaringsdeskundige begin te worden op het gebied van de (politieke) materie ‘jongeren en zorg’.
Nu de vakantie voorbij is, de scholen en sportactiviteiten voor de meeste kinderen weer gestart zijn, is het belangrijk om ook de discussie rondom de wantoestanden rondom ‘jongeren’ op de agenda te zetten. Want er is nogal wat mis. Zeker met de op handen zijnde transitie van de taken van de Rijksoverheid naar de gemeenten, en de dientengevolge daarvan substantiële besparing van kosten, gaan er significante wijzigingen plaatsvinden. Neem daarbij het verdwijnen van het speciaal (basis en voortgezet) onderwijs dat opgenomen wordt in het reguliere onderwijs onder de noemer ‘passend onderwijs’ en ieder weldenkend mens snapt dat het teveel is wat er staat te gebeuren. Scholen zijn er niet op ingericht om jonge mensen met een ‘label’ op te nemen en passende ondersteuning te geven. Het nagenoeg verdwijnen van de financiële middelen voor dergelijke ondersteuning is een feit! Door nu ook de beoordeling van zaken over te dragen naar ambtenaren met veel minder ervaring in de zorg voor jongeren, beginnen de rapen aardig gaar te raken.
Concreet wil ik deze keer een focus zetten op het onderwijs. Tenslotte is de school, naast het gezin, de tweede significant belangrijke pijler in de opvoeding van een jongere. Tjsa, althans dat is hetgeen het vroeger was. Het wijzen naar elkaar is namelijk al begonnen in de samenleving. Ouders wijzen naar school als het niet goed gaat en scholen wijzen naar ouders als de kinderen niet goed presteren. Triest! In een elders gepubliceerd blog over ‘De vijf pijlers van de maatschappij’ heb ik geschreven over het belang van iedere individuele pijler. De overheid is géén individuele pijler, maar heeft op alle vijf de pijlers, t.w. Gezin, Sport, Onderwijs, Arbeid en Samenleving, een sterke invloed c.q. een wetgevende, handhavende, stimulerende of begeleidende rol. Ik beperk mij in dit blog tot het onderwijs. Door een belangrijke misser in het beleid dreigen vele jongeren serieus de dupe te worden. Kwaliteit verhogen kan niet door extreme besparingen!
In de drang om te komen tot besparing, verhogen van kwaliteit en beperken van macht en misbruik van maatschappelijke gelden zijn er doelstellingen voor onderwijsinstellingen neergezet. Wanneer een school deze KPI’s (Kritieke Prestatie Indicatoren) niet haalt dan volgt korting op de financiën. In eerste instantie een logisch klinkende route om te komen tot het bereiken van de doelstellingen. Helaas… De KPI’s zijn té financieel gedreven en missen de juiste meetpunten waardoor de ‘plank compleet wordt misgeslagen’. Ergo, de midden- en langtermijn effecten zullen zeer schadelijk zijn, zoniet vernietigend om te komen tot het opleiden van kwalitatief personeel voor het bedrijfsleven. Hoe bedoel je dit?
Aan de hand van een voorbeeld ga ik trachten dit duidelijk te maken. De capaciteit op scholen is beperkt geworden vanwege extreem doorgevoerde besparingen. Grote klassen, kleinere ruimtes, minder leraren zorgen voor ‘minder toegang tot voortgezet onderwijs’. Niet alleen de grote steden hebben tegenwoordig een ‘selectie-systeem’, maar ook in de kleinere steden is het niet meer vanzelfsprekend dat jouw kind daar gewoon aangenomen kan worden als het voldoet aan de toelatingseisen. Neem daarbij het feit dat de scholen kwaliteit moeten leveren, dus zeker niet zitten te wachten op jongeren met een ‘label’. Al behoeft dat ‘label’ geen medische achtergrond te hebben, een ‘label’ wordt gezien als een beperking en derhalve een risico voor de kwaliteit. De overgang van het (speciaal) basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs is dus geen automatische toelating als de CITO-toets toereikend is. Zijn de ouders lager opgeleid, woon je in achterstandswijk, kom je uit een exotisch land, al deze factoren vormen een ‘risico’. Toch worden deze zaken zonder schroom gevraagd op de inschrijfformulieren van scholen. Je mag je in deze ook ernstig afvragen of hiermee de wet op de privacy niet wordt overtreden. Denk je slim te zijn door het niet invullen of achterhouden van informatie, dan wordt je kind sowieso niet toegelaten. Er staat dus een emotionele druk op!
Een ander belangrijk element dat kinderen beperkt in de schoolkeuze, is het feit dat het basis onderwijs ook financieel wordt gestraft als zij kinderen afleveren met een te hoog advies. Zij verkiezen dus op dit moment de meest veilige route. Bij iedere vorm van twijfel, ongeacht het resultaat van de CITO-toets, wordt een lager advies verstrekt onder de noemer dat het ‘gedrag’ of de ‘omgeving’ het kind niet toereikend is om gelijk aan het CITO-resultaat verder te gaan met onderwijs. De echte reden is echter dat als het kind op het voortgezet onderwijs blijkt het, ongeacht de reden, niet te redden dat de basisschool alsnog een ‘tik op de neus’ (lees: strafkorting) krijgt. Dus zijn er momenteel basisscholen die angst hebben voor de korting en geven bij de minste geringste twijfel een ‘lager’ schooladvies af. De scholen die voortgezet onderwijs verzorgen op de niveaus VMBO-K, VMBO-G, VMBO-T en HAVO hebben met deze problematieken te maken. Het aanbod is gewoonweg hierdoor te groot ten opzichte van de beschikbare capaciteit en diversiteit.
Waarom schrijf ik hier over, vraagt u zich misschien af? Nou heel eenvoudig. Op termijn gaan we nog meer jongere hoogopgeleide mensen missen! Maar belangrijker is dat de capaciteiten van kinderen bij de geringste twijfel worden bestempeld als ‘laag’. Tel daarbij op dat er altijd wel een ‘label’ aan een gemiddeld kind kleeft, dan snapt een ieder dat we als samenleving bezig zijn om het gemiddeld opleidingsniveau van de nieuwe generatie kinderen te verlagen. En de regering maar ‘buitenlandse studenten’ aantrekken omdat er te weinig goed opgeleide jongeren (beschikbaar) zijn. Het probleem wordt dus eerst gecreeerd om vervolgens nog te verergeren door het de jeugdwerkloosheid in te drukken. En dan roepen als regering: “Tsja, we hebben die hoogopgeleide jongeren gewoon nodig voor het bedrijfsleven in Nederland!”. Maar de jongeren in Nederland krijgen gewoon de kans niet! Waarom eigenlijk niet?
De voorgaande materie was even nodig… om nu te komen tot kern van mijn boodschap. Vele jongeren ‘vallen uit het onderwijs’. Als oorzaak wordt vaak gezegd dat de jongeren zelf geen inzet geven, ouders meer zeuren dan de school steunen en dat de jongeren vaak de verkeerde keuzes maken voor onderwijs. Er wordt vergeten dat, zonder de welwillende en gemotiveerde docenten te beledigen, er helaas vele mensen in het onderwijs actief zijn die totaal niet gemotiveerd zijn om jonge mensen te stimuleren. Daarnaast voldoen huidige opleidingen regelmatig niet aan de eisen om aan te sluiten op de vraag uit het bedrijfsleven. Hoe moet een jongere, zeker degene met een ‘vermeend label’ maar zonder extra begeleiding omdat het is wegbezuinigd, dan de motivatie krijgen en houden om te knokken voor het toegangsbewijs (lees: diploma) voor het bedrijfsleven? Wie gaat hen helpen?
De uitval van jongeren uit het onderwijs (CBS: Amsterdam ca. 20% van de jongeren) kost de samenleving tussen de
€ 7.000,- en € 38.000,- aan maatschappelijke kosten, derving en allerlei faciliteiten die benodigd zijn om hen bezig te houden zodat zij niet belanden in minder positieve circuits. Kortom het bezuinigen op ‘jeugdzorg’ en begeleiding van ‘jonge mensen’, vooral met een bestempeling als ‘speciaal’, vormt een steeds grotere groep. De gevolgschade van het falend landelijk onderwijs beleid, de opkomende transitie van overheid naar gemeenten gaat zeker voor één ding zorgen. Het straatje van de overheid wordt schoongeveegd, terwijl de gemeenten met ‘de gebakken peren’ komen te zitten en uiteindelijk de jongeren de dupe zijn… Althans dat is de prognose vanuit diverse wetenschappelijke onderzoeken!
De oplossing is complex maar niet onmogelijk! Op alle fronten moet er worden gestreden om jongeren de juiste kans te geven in het basis en voortgezet onderwijs. Ouders, jeugdinstellingen, scholen, bedrijfsleven en overheid moeten gezamenlijk komen tot vermindering van de ‘labels’ die op kinderen geplakt worden. Jongeren verdienen, zeker als zij een ‘onterecht label’ hebben gekregen zoals ADHD (omdat er dan extra geld voor school kon worden geclaimd) of andere culturele achtergrond of vanwege traumatisering door (vecht)scheiding of andere nare privé-omstandigheden, de kans om telkens met een schone lei de toekomst aan te vangen (bewust gekozen criminaliteit niet meegenomen!). Stop met ‘labels’ geven, maar nog verder doorgetrokken, toon begrip en geef jongeren altijd een kans! Telkens weer opnieuw! Want ook jij, jij die beslissingen neemt over jongeren, hebt ook de kans gehad om te mogen leren… ongeacht welke culturele achtergrond je hebt, ongeacht het gezin waar je uit voort bent gekomen, ongeacht de vriendjes die je had in je jeugd, ongeacht de droom die je had als jongere…
De cruciale vraag is nu: “Wanneer gaan zowel ouders, stemgerechtigde burgers van NL, overheid, scholen, bedrijfsleven en allen bij de opvoeding, begeleiding of onderwijs van jongeren betrokken partijen het probleem serieus en toekomstvast oplossen? Het betekent direct investeren in jongeren, onderwijs, begeleiding, jeugdzorg en bedrijfsleven, maar ook serieus nemen en aanpakken van de eisen die de overheid en scholen hebben afgestemd om te komen tot meer kwaliteit tegen lagere kosten. Vergeet vooral de motivatie niet!“
Ik spreek de ijdele hoop uit dat er daadwerkelijk mensen wakker liggen van het steeds groter groeiende maatschappelijk probleem met jongeren, wat onder de noemer ‘crisis’ wordt afgedaan met hoognodige bezuigingen!”