Besluit wordt genomen! (deel 2)
Den Haag – In de media wordt met een steeds groter wordende regelmaat geschreven over de ontwikkelingen in de jeugdzorg en de door het kabinet opgelegde bezuinigingen. Iedereen klaagt steen en been dat er géén extra geld meer beschikbaar gesteld wordt voor jeugdhulpverlening. Ook het persoonsgebonden budget (PGB) wordt in een snel tempo afgebouwd. “Weet het huidige kabinet wel waar ze mee bezig zijn?”, klinkt het in de volksmond.
In dit blog neem ik een bijzondere situatie op de korrel. De situatie speelt zich af in een willekeurige plaats, met willekeurige hoofdpersonen in het midden van het eerste decennia van deze eeuw. Het is echter een situatie welke voor vele kinderen en ouders de harde werkelijkheid is en waarmee zij dagelijks kunnen worden geconfronteerd. Deze casus geeft inzicht in hoe zaken kunnen verlopen als de kinderen eenmaal in een ‘lastig’ parket zijn gebracht door factoren die de kinderen zelf niet kunnen beïnvloeden. Zij zijn dan overgeleverd aan ‘volwassenen’ die menen het beste met hen voor te hebben. Volwassenen werkzaam binnen de jeugdzorghulpverlening waar het kabinet nu grootschalige bezuinigingen op los gaat laten, terwijl er andere oorzaken aan te wijzen zijn waarom de huidige jeugdhulpverlening zo onbetaalbaar is geworden. In het blog ‘Besparingen op jeugdzorg zijn noodzakelijk’ worden al de nodige suggesties aangegeven.
‘Jullie hebben een zoon!‘, klinkt het vrolijk uit de mond van de vroedvrouw. In het Limburgse ziekenhuis klinken de zachte geluiden van een nieuwe wereldburger. Vader en moeder kijken met bewondering naar de kleine man. De bevalling is helemaal goed verlopen en met de baby is alles in orde. Na de gebruikelijke controles bij een geboorte wordt de kleine man bij de ouders gebracht. “Hij is kerngezond.“, sprak de vroedvrouw uit. Door onverwachte omstandigheden duurt het verblijf van moeder en kind in het ziekenhuis iets langer, waardoor de aangifte van de geboorte van nieuwe wereldburger enkele dagen op zich laat wachten.
De situatie in het ziekenhuis is bijzonder, want de ouders zijn tijdens de zwangerschap gescheiden van elkaar. Het huwelijk heeft slechts een korte periode stand gehouden. Desalniettemin is besloten om de bevalling gezamenlijk te doen. Het was voor de zoon dat zij deze stap hebben gezet. Enkele dagen na de geboorte gaat de vader samen met de moeder en de nieuwe wereldburger naar het gemeentehuis om de aangifte te doen. Het is op dat moment dat besloten wordt om ook de erkenning gelijk te regelen. Geboren onder de naam van de moeder, omdat vruchterkenning niet had plaatsgevonden, kwam de zoon nu het gemeentehuis uit met de naam van de trotse vader. De officiële papieren waren nu geregeld, de zoon had zijn eigen identiteit. In de dagen daaropvolgend bleek dat de scheiding niet voor niets was uitgesproken, want de problematiek tussen de ouders bleek helaas niet te zijn veranderd door de geboorte van hun zoon. De vader probeerde op vele manieren om de problematiek weg te nemen, echter zonder het resultaat dat de ouders of weer bij elkaar kwamen of om tot een genormaliseerd contact te komen.
De maanden daaropvolgend verliepen, ondanks de bestaande problematiek, met regelmaat toch ook wel zeer positief. De zoon groeide op bij zijn moeder, maar lag met grote regelmaat in de armen van zijn vader. De ouders bleven het contact onderhouden en zo kwam het dat de zoon daardoor ook vaak bij zijn vader verbleef of dat zijn vader bij hem was. Het formaliseren van de ouderlijke verhouding voor de zoon bleef echter achterwege. Om onverklaarbare redenen wilde de moeder geen medewerking verlenen aan het verzorgen van het ouderlijk gezag voor de zoon. Het bleek achteraf een sterk middel te zijn om de vader aan zich te binden. In onderlinge afstemming, met ook vele wisselende momenten, vond er echter wel regelmatig contact plaats tussen de vader en zijn zoon. De vader kon hierdoor een goede band opbouwen met zijn zoon.
Toen de vader een nieuwe relatie kreeg waren de rapen echter gaar. De omgang tussen vader en zijn zoon werd onmiddellijk gefrustreerd door de moeder. Vanaf hier is de ellende voor de zoon en zijn omgeving daadwerkelijk begonnen. De zoon mocht zijn vader en de andere familieleden niet meer zien. De vader vond het niet in het belang van zijn zoon dat het contact werd verstoord en stapte naar een advocaat om via de rechtbank een officiële omgangsregeling te verzoeken. Voor de zoon en zijn vader was het belangrijk om verder te kunnen bouwen aan de gezamenlijke band. Het werd een hartverscheurend proces met veel emotie en verdriet. De moeder probeerde op vele manieren de omgang tussen de zoon en zijn vader te voorkomen, tenzij de vader met geld of andere zaken op de proppen kwam. De rechtbank kende, ondanks de nodige weerstand van de moeder, wel een omgangsregeling toe in het belang van de zoon en het contact met zijn vader.
Helaas bleek dat een officiële beschikking van de rechtbank niet automatisch leidde tot een meer regelmatige omgang tussen de vader en zijn zoon. De vader probeerde op vele manieren om de omgang met zijn zoon te verkrijgen, maar als moeder daar niet bij mocht zijn of op een andere wijze controle kon uitoefenen, dan vond het niet plaats. Gezien het feit dat het gezag alleen bij de moeder berustte, kon zij daarom te pas en onpas de wettelijke omgangsregeling frustreren, waardoor het contact tussen vader en zoon niet de gewenste structurele vorm kreeg. Afhankelijk van de stemming van de moeder mocht de zoon mee met zijn vader, welke dan weer regelmatig moest toelaten dat moeder daarbij was.
Inmiddels was de leefsituatie van moeder dermate verslechterd dat verschillende partijen, waaronder vader besloten om melding te doen bij de Raad van de Kinderbescherming. De meldingen van vader werden in eerste instantie eigenlijk niet eens serieus genomen door de jeugdhulpinstellingen. Zelfs de weg naar het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) wegens verschillende bijzondere oorzaken rondom de zoon, waaronder verwaarlozing en het onthouden van de juiste verzorging en ondersteuning bij de ontwikkeling, leidde niet direct tot serieuze oplossingen. De omgang verliep steeds moeizamer. De Raad van de Kinderbescherming (RvdK) kreeg op een bepaald moment van de rechter de opdracht tot het doen van nader onderzoek naar de situatie van de zoon en de mogelijkheden van omgang met zijn vader. Ook hier moest een emotioneel zwaar proces door de zoon en vader worden doorlopen. Door middel van observatie van het gedrag tussen vader en zoon in de speelkamer van de Raad van de Kinderbescherming door een gedragsdeskundige, onder toeziend oog van moeder, moest worden vastgesteld of het contact wel goed verliep. De moeder stelde aan de aanwezigheid haar eigen regels, waardoor de Raad van de Kinderbescherming niet anders kon handelen dan toestaan. Anders zou het contact tussen de zoon en zijn vader niet lukken. Het bijzondere was wel dat moeder, na de observatie, rustig vader uitnodigde om samen met haar en zijn zoon nog weg te gaan. Hoe dubbel het ook mag klinken, vader wilde zo graag zijn zoon zien, dat hij bij deze contacten hiermee telkens mee akkoord ging. Al was het maar voor even om wat extra tijd met zijn zoon te hebben.
Het onderzoek van de Raad van de Kinderbescherming tijdens het proces heeft ertoe geleid dat de zoon, mede vanwege het frustreren van de omgangsregeling door de moeder, door de rechter onder onder toezicht werd gesteld. De ondertoezichtstelling (OTS) was noodzakelijk om de omgeving waar de zoon opgroeide meer te kunnen ondersteunen met (jeugd)hulpverlening. De aanwezigheid van een gezinsvoogd met de nodige afspraken met de ouders, moest ertoe leiden dat de thuissituatie van de moeder en zoon verbeterde en dat de omgang tussen de zoon en zijn vader werd gewaarborgd. Helaas werden deze doelstellingen, ondanks de inzet van de Begeleide Omgangsregeling (BOR) niet direct in het eerste jaar bereikt. In de thuissituatie werd de moeder ondersteunt met een grote schare aan hulpverleners. Desalniettemin stabiliseerde de situatie niet en bleven er factoren in het leven van de zoon die hem niet hielpen. De moeder moest continu ondersteund worden met zorg en begeleiding, alleen dan werd de omgangsregeling niet gefrustreerd.
In de jaren dat de OTS van kracht was, werd er door Bureau Jeugdzorg regelmatig van gezinsvoogd gewisseld. Om de meest uiteenlopende redenen werden deze wisselingen gerechtvaardigd door Bureau Jeugdzorg. Hierdoor werd een ogenschijnlijke stabiele situatie ineens weer onstabiel. Dit was goed te merken voor de vader, want dan zag de moeder gelijk weer kans om op een of andere manier extra druk op de omgang te zetten of deze zelfs wederom te frustreren. In de rapportage van Bureau Jeugdzorg werd continu verwezen naar ‘de problematiek tussen de ouders’. Echter zijn voor communicatie wel minimaal twee personen nodig. En als de een geen medewerking wil geven om het proces van omgang goed te laten verlopen, dan houdt het echt op.
De vele rechtszaken leidde, ondanks de intensieve begeleiding van de moeder, er niet toe dat de situatie langzaam richting een duurzame stabiliteit groeide. De persoonlijke achtergrond in combinatie met lichamelijke en geestelijke problematiek van de moeder zorgde voor een grote groep aan hulpverlening, waarbij de focus van de hulp en zorg niet gericht was op primair de zoon. De OTS van de zoon werd door de verschillende organisaties voor hulpverlening benut om met alle beschikbare energie de moeder te ondersteunen. Dit heeft in ruim 10 jaar tijd substantieel veel geld gekost voor de maatschappij, terwijl de problematiek op deze wijze niet werd opgelost. Bureau Jeugdzorg kwam telkens terug op de aanname dat er een strijd gaande was tussen de ouders.
Het vervelende in deze zaak was dat de complexiteit hetgeen rond de zoon speelde en gebeurde, niet 1, 2 en 3 op te lossen was als er géén structurele regie ingevoerd werd, waarbij ‘officiële aanschrijvingen’ konden worden benut om de ouders te laten beseffen dat het om hele serieuze gedragingen ging in het belang van de zoon. De begeleiding vanuit Bureau Jeugdzorg beschikte klaarblijkelijk op dat moment niet over de juiste competente medewerkers om het proces en de inhoud zodanig te verzorgen dat daarmee de omgeving van de zoon als ‘vertrouwd’ en ‘veilig’ bestempeld kon worden.
En dan ineens… De moeder weet dat de vader een nieuwe relatie heeft en reageert hier furieus op. De eerste de beste gelegenheid wordt door de moeder benut om de omgang definitief te frustreren. En zij is er mee weg gekomen. Met een zeer mager excuus heeft de moeder schriftelijk aan de vader laten weten de omgangsregeling éénzijdig op te zeggen. En dan kun je maar één ding doen als vader: “Met pijn in je hart afstand nemen, want anders ga je er zelf aan onderdoor en heeft je kind na jaren niets meer aan je!”